Terug in je hok
Dat moment dat iemand iets tegen je zegt dat eigenlijk keihard binnenkomt. Dat moment waarop je het liefste wil roepen, of schreeuwen, dat je normaal bent. Maar ook weet dat dat niet heel veel zin heeft en je reputatie er niet beter op zal worden. Dat is het moment waarop je met taal kunt gaan spelen. Een manier zoeken waarop je de ander heel rustig toch even terug in zijn hok zet.
Pas had ik weer zo’n moment. Ik loop zakelijk gekleed het kantoor van een overheidsorganisatie in. Omdat de gewone deur niet voor me wordt opengedaan, manoeuvreer ik met geleidehond en mijn rolkoffer door de smalle draaideur. Koud daar doorheen hoor ik een stem die vraagt: “Wáár moet u zijn mevrouw?” De ondertoon in deze vraag geeft duidelijk aan dat deze persoon het onmogelijk acht dat ik het juiste gebouw binnen gelopen ben. Kort hiervoor heeft een behulpzame voorbijganger mij bevestigd dat dit het juiste kantoor is. Nonchalant noem ik de naam van mijn opdrachtgever. De “Oh, dan moet u zich bij die balie melden” verklapt dat dit de juiste interpretatie is. Vervolgens word ik twijfelend nageroepen met de woorden “Ik weet niet of die hond wel naar binnen mag” duidend op mijn blindengeleidehond. Genietend van de ‘verwarring’ en het ongeloof bij deze persoon antwoord ik zeer overtuigd: “Ik weet zeker van wel”. Simpelweg omdat deze overtuiging haar nog meer in verwarring zou brengen. Daarmee leerde ik haar beleefd toch een klein lesje. Op zo’n moment kan ik het dan ook niet laten om nog een extra duit in het zakje te doen. Waar ik doorgaans me alleen meld met naam en mijn vraag naar mijn contactpersoon, kon ik het nu niet laten te melden dat ik een workshop kwam geven voor persoon Y. En dan…. Dan word je plots wél serieus genomen.